Wat is fotografie?
Fotografie betekent letterlijk schrijven met licht. Je gebruikt een camera om een moment vast te leggen en een beeld te maken dat een verhaal vertelt, een gevoel oproept of een onderwerp documenteert. Een foto lijkt soms puur registratie, maar is altijd het resultaat van keuzes van de fotograaf.
Waarom is fotografie belangrijk?
- Het leert je kritisch kijken naar beeld.
- Je ontdekt hoe je compositie, licht en perspectief gebruikt.
- Je ziet hoe beeld invloed heeft op mening en gevoel.
- Je leert beeld gebruiken om jezelf uit te drukken.
Soorten fotografie
- Portretfotografie; mensen vastleggen
- Landschapsfotografie; natuur en omgeving
- Documentairefotografie; verhalen uit de werkelijkheid
- Modefotografie; kleding en stijl tonen
- Straatfotografie; spontane momenten in het dagelijks leven
- Conceptuele fotografie; ideeën en emoties verbeelden
Fotografie en betekenis
Foto’s lijken waarheidsgetrouw, maar de fotograaf kiest wat je ziet en hoe je het ziet. Dat maakt fotografie tegelijk document en interpretatie.
Foto’s worden tegenwoordig vaak ook nabewerkt, via programma’s als Photoshop, dus wat is echt en wat is nep?
Geschiedenis van de fotografie
Rond 1826 maakte Joseph Nicéphore Niépce de eerste foto met een camera obscura (zie foto). Het belichten duurde toen wel 8 uur. Louis Daguerre verbeterde dit proces: kortere belichtingstijd en scherpere foto’s. In 1877 ontstonden de eerste kleurenfoto’s.
In 1888 bracht George Eastman de eerste camera met film uit: de Kodak. Daarmee werd fotograferen veel toegankelijker.
Hoe werkt een camera?
Bij analoge fotografie bepaal je met diafragma (hoeveel licht binnenkomt), sluitertijd (hoe lang het licht binnenkomt) en lichtgevoeligheid van de film hoe de foto eruitziet. Lange sluitertijd geeft bijvoorbeeld bewegingsstrepen.
Tegenwoordig maken we vooral foto’s met onze smartphone. Waar je vroeger in de doka of met Photoshop moest bewerken, kan dat nu meteen met apps en filters.
Belangrijke begrippen
Begrip | Betekenis |
Compositie | Hoe de onderdelen in beeld zijn geplaatst. |
Kader | Het deel van de werkelijkheid dat je laat zien. |
Perspectief | Vanuit welk standpunt je fotografeert. |
Licht | Natuurlijk of kunstlicht, hard of zacht. |
Scherpte/diepte | Welke delen scherp of onscherp zijn. |
Sluitertijd | Hoe lang licht de sensor bereikt (beïnvloedt beweging). |
Diafragma | Hoe groot de opening is voor het licht (beïnvloedt scherptediepte). |
ISO | Hoe lichtgevoelig de sensor is. |
Beeldbewerking | Het aanpassen van foto’s achteraf. |